Van 1975 tot 1988 woonde Isabel Allende in Venezuela. In dat land speelt deze roman zich af, al wordt het nergens bij naam genoemd. Plaatsnamen en jaartallen kunnen afgeleid worden uit de historische gebeurtenissen op de achtergrond. Machthebbers worden met een bijnaam aangeduid: De "Weldoener" is Eleazar López; de Generaal is Marcos Pérez Jiménez; de "Man met de Gardenia" is Pedro Estrada, hoofd van de staatsveiligheid.
Eva Luna, geboren in 1943, is een arm weesmeisje van gemengde afkomst. Vanaf haar zevende moet ze als dienstmeid werken; tegen kinderarbeid werd toen weinig geprotesteerd. Ondanks haar povere omstandigheden blijft ze niet bij de pakken zitten. Haar talent is verhalen vertellen. Dat blijkt uit dit boek en uit de latere raamvertelling
Cuentos de Eva Luna (1990).
Haar beschermer Riad Hilabí wordt "de Turk" genoemd, maar is eigenlijk een Palestijn.
Een tweede verhaallijn begint in Oostenrijk in 1935, met de geboorte van Rolf Carlé. Na de oorlog emigreert hij naar een "raszuivere" kolonie in Venezuela.
Hij zet zich af tegen z'n familie en wordt documentairemaker. Een gemeenschappelijke kennis van Eva en Rolf is Hubert Naranjo, een straatjongen
die later guerillero wordt. Nog zo'n kleurrijk personage is Melecio, een van de eerste transseksuelen in de wereldliteratuur.
Net als Hubert verandert hij/zij van naam wanneer een nieuwe levensfase aanbreekt.
Er komen grappige, fantasierijke en romantische anekdotes in voor, maar er zijn ook lugubere elementen, zoals
een baby met twee hoofden en een vrouw die in een doodskist slaapt. Het is een prachtige verbeelding van de strijd van mensen van diverse pluimage die als één volk in vrede en vrijheid willen leven.