NL7904783A

NL7904783A - Buigzaam, gelaagd voortbrengsel.

Info

Publication number: NL7904783A
Application number: NL7904783A
Authority: NL
Original assignee: Gore & Ass
Priority date: 1978-06-29
Filing date: 1979-06-19
Publication date: 1980-01-03
Also published as: AU524128B2; BR7903470A; GB2024100A; DE2954263C2; ZA793263B; FR2429666B1; FR2429666A1; DK259479A; NL186589C; HK63183A; AU4636079A; CA1112551A; SE7902163L; DE2925318A1; US4194041A; DE2925318C2; JPS6039014B2; GB2024100B; JPS557483A; SE445815B

Description

* -W Ί» Ν.Ο. 27.494 W.L. Gore & Associates} Inc·} te NEWARK} Delaware} -Ver.St·v.Amerika

Buigzaam} gelaagd voortbrengsel»

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een waterdicht} gelaagd voortbrengsel in velvorm} dat een grote mate van waterdamptransmissie heeft zelfs onder tegengestelde} klimatologische omstandigheden. Het voortbrengsel is geschikt voor toepassing in regenkleding en tenten. 5

Beschermende kleding voor het dragen in de regen en andere vochtige omstandigheden dient de drager droog te houden door het voorkomen van lekkage van water in de kleding en door de verdamping van uitwaseming van de drager naar de atmosfeer mogelijk te maken. In het verleden en tijdens de lange historie van regenkle- 10 dingontwikkeling hebben werkelijke waterdichte materialen niet de verdamping van uitwaseming toegelaten} zodat een dragers die fysiek actief ist bezweet raakt. "Ademende” materialen} die de verdamping van uitwaseming toelaten} hebben de· neiging doornat te geraken door de regen en zij zijn niet werkelijk waterdicht. Olie- 15 jassen} met polyurethan beklede weefsels} polyvinylchloridefilms en andere materialen zijn waterdicht} maar zij laten geen bevredigende verdamping van uitwaseming toe.

Weefsels behandeld met polysiloxanen} fluorkoolwaterstof-fen en andere water afstotende middelen laten gewoonlijk verdam- 20 ping van uitwaseming toe} maar zijn slechts marginaal waterdicht; zij maken lekkage van water onder zeer lage drukken erdoor mogelijk en lekken gewoonlijk spontaan bij wrijven of mechanische buiging. Regenkleding dient de botsdruk van vallende en door wind geblazen regen en de drukken} die ontwikkeld worden in vouwen en 25 kreuken in de kleding te doorstaan.

Het is algemeen bekend} dat kleding moet kunnen "ademen" om comfortabel te zijn. Het is echter niet noodzakelijk} dat lucht door de kleding passeert om het comfortabel te doen zijn} maar 7904783 „2 _ « . ï " t alleen dat waterdamp van uitwaseming vanuit het inwendige naar het uitwendige wordt doorgelaten» zodat onderkleding niet vochtig wordt en zodat het natuurlijke afkoelende affect door verdamping kan worden bereikt. Ademend vermogen en geschiktheid om vochtige damp vanuit de inwendige omgeving naar de uitwendige omgeving te 5 transporteren worden onderling verwisseld bij de onderhavige bespreking gebruikt·

Het transport van water door een laag kan op verschillende wijzen bereikt worden· Opzuiging is het meest gebruikelijk, wanneer grote hoeveelheden vocht dienen te worden overgebracht· 10

Opzuigende materialen zijn hydrofiel, doordat een waterdruppel aangebracht op het oppervlak van deze materialen een toenemende watercontacthoek van minder dan 90° vormt, zodat zij spontaan bevochtigd worden· Zij zijn tevens poreus met poriën, die onderling met elkaar verbonden zijn voor het vormen van volledige banen 15 door het opzuigende materiaal· Vloeibaar water beweegt door capillaire werking van heb inwendige oppervlak naar het uitwendige oppervlak, waar het verdampt· Hoewel sommige opzuigende materialen een door druk teweeg gebrachte stroming van vloeibaar water erdoor tengevolge van de kronkelingen en de lengte van de stromingsweg 20 doorstaan, brengen zij: gemakkelijk water over door capillaire werking vanaf het uitwendige oppervlak naar het inwendige oppervlak en zijn dus ongeschikt voor regenmateriaal. Het gerief toe te schrijven aan katoenen kleding in warme, klimaten resulteert uit het vermogen ervan water te transporteren naar het uitwendige 25 oppervlak, waar het gemakkelijk kan verdampen en koeling kan verschaffen, Een ander natuurlijk öpzuigend materiaal is leder, dat zijn grote gerief te danken heeft, aan-het--ademend vermogen via zuiging.

In het Amerikaanse octrooischrift 3.953*566 zijn poreuze 30 membranen beschreven, die aan de twee geriefseisen van waterdichtheid, terwijl het tevens permeabel is voor de stroming van waterdamp, voldoen. Voor regenkleding worden deze membranen gewoonlijk gelamineerd op weefsels voor mechanische bescherming en stijl.

De membranen zijn van zichzelf hydrofoob en bevatten zeer kleine 35 poriën, die het binnentreden van vloeibaar water doorstaan, zelfs 7904783 -3 -

V

» *·.

* bij aanzienlijke drukken of bij wrijven of buigen, maar gemakkelijk de stroming van gassen, inclusief waterdamp, mogelijk maken.

Anders dan poreuze materialen wordt het ademend vermogen bereikt door verdamping van vloeibaar water binnen de kleding of op het inwendige oppervlak van het membraan gevolgd door gasvormige stro- 5 ming of diffusie van waterdamp door het membraan naar het uitwendige.

Wanneer deze nieuwe kleding echter gedragen wordt voor inspannende activiteiten, waarbij de drager overvloedig uitwasemt, penetreren de oppervlakactieve middelen in de uitwaseming geleide- 10 lijk in het hydrofobe membraan, bekleden de inwendige oppervlakken ervan en doen de waterdichte eigenschappen ervan verloren gaan en worden een poreus materiaal. Teneinde de waterdichtheid te herstellen dient de kleding gereinigd te worden om de oppervlak-ac-tieve verontreinigingen te verwijderen. In de praktijk is dit een 15 nadeel voor commerciële aanvaardbaarheid op grote schaal van dergelijke kleding.

De onderhavige uitvinding verschaft een gelaagd voortbrengsel, voor gebruik in waterdichte bekleding of tenten, dat waterdicht is, bestand is tegen oppervlakactieve middelen in de uitwa- 20 seming en dattoeh de verdamping van uitwaseming en de overdracht van waterdamp door het gelaagde voortbrengsel toelaat.

De onderhavige uitvinding bestaat uit een combinatie van ten minste twee lagen: 1) een inwendige, continue hydrofiele laag, die de diffusie van water erdoor gemakkelijk mogelijk maakt, het 25 transport van oppervlakactieve middelen en verontreinigende bestanddelen, zoals deze worden aangetroffen in uitwaseming voorkomt en in hoofdzaak bestand is tegen de door druk opgewekte stroming i van vloeibaar water en 2) een hydrofobe laag, die de waterdamp-transmissie töelaat en thermische isolatie-eigenschappen verschaft, 30 zelfs bij blootstelling aan regen.

Kleding vervaardigd uit deze materialen is permanent waterdicht ten opzichte van uitwendige waterbronnen, terwijl toch de verdamping van uitwaseming wordt mogelijk gemaakt telkens als de partiele druk van waterdamp binnen de kleding die van buiten de 35 kleding overschrijdt. In de praktijk omvat dit vrijwel alle klima- 7904783 .« i v * h

\ - . I

tologische omstandigheden.

De hydrofobe film heeft een mate van waterdamptransmissie 2 die groter is dan 1000 g/m .dag en bij voorkeur groter dan onge-veer 2000 g/m .dag» laat geen waarneembare transmissie van opper-vlakactieve middelen toe en laat bij voorkeur geen waarneembare 5 stroming van vloeibaar water bij hydrostatische drukken tot 175 kPa toe.

De hydrofobe laag heeft een mate van waterdamptransmissie 2 2 groter dan 1000 g/m .dag en bij voorkeur groter dan 2000 g/m .dag . en heeft een vergrote watercontacthoek van meer dan 90° en wordt 10 bij voorkeur gevormd uit een poreus hydrofoob polymeer.

Beschrijving van de figuren

Fig. 1 toont de apparatuur voor de bepaling van de mate van waterdamptransmissie (MVTB) zoals beschreven in ASTM-E96-66BW.

Fig. 2 laat de gemodificeerde proefopstelling zien, die 15 gebruikt wordt om water 16 direkt in aanraking te brengen met het oppervlak van het proefmateriaal 20.

Fig. 3 laat de proefapparatuur zien voor de' waterdicht-heidsproef met een waterkolom van 25 cm.

Fig. k laat de apparatuur zien voor de barstproef volgens 20

Mullin toegepast bij de waterdiehtheidsproeven van 175 kPa en 350 kPa*

Gedetailleerde beschrijving van de voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding.

Het ademend vermogen wordt bij.de onderhavige uitvinding 25 bereikt door transport van water door diffusie. De drijvende kracht voor dit overdrachtsmechanisme is het partiele drukverschil van de waterdamp door het gelaagde voortbrengsel.

Een inwendige' laag van het gelaagde voortbrengsel van. de onderhavige uitvinding is een continue hydrofiele laag. De uit- 30 drukking "hydrofiel” is door anderen gebruikt onder verwijzing naar enkele verschillende eigenschappen van materialen, waartoe de volgende behoren: 1) Materialen, die aanzienlijke hoeveelheden water absorberen bij dompeling daarin. 35 2) Materialen, die vocht absorberen uit de atmosfeer.

.79 0 478 J “ - 5- • « t 3) Poreuze materialen» die gemakkelijk door—nat worden indien in aanraking gebracht met water· 4) Poreuze materialen, die in hun structuur water absorberen, indien daarmee in aanraking gebracht· 5) Materialen, die oppervlakken bezitten, die gemakkelijk met 5 water bevochtigen» 6) Materialen, die permeabel zijn ten opzichte van waterdamp.

De uitdrukking ’’hydrofiele film” gebruikt bij de onderhavige uitvinding is beperkt tot continue films, inclusief opgeschuimde films met gesloten cellen, die geen stroming van gassen of 10 vloeistoffen door open porien-kanalen in het materiaal mogelijk makenr maar aanzienlijke hoeveelheden water door de film overbrengen, door water aan één zijde van de film te absorberen, waar de waterdampconcentratie hoog is en dit te desorberen of te verdampen op de tegenoverliggende zijde van de film, waar de waterdampcon- 15 centratie laag is.

Wanneer een continue film van hydrofiel materiaal wordt blootgesteld aan lucht, dat een aanzienlijke hoeveelheid waterdamp bevat aan één zijde van de film en aan lucht, die minder waterdamp aan de andere zijde bevat, zal de zijde van de film, blootgesteld 20 aan de hogere waterdampconcentratie watermoleculen absorberen, die door de film diffunderen en aan de zijde blootgesteld aan de lagere waterdampcondentr&e desorberen of verdampen. Derhalve wordt waterdamp effectief door de film getransporteerd op een molecuul per molecuulbasis* De hydrofiele materialen van de onder- 25 havige uitvinding hebben niet noodzakelijkerwijze hydrofiele op-pervlakte-eigenschappen, zoals geïndiceerd door de vergrote water-contacthoek. In feite hebben de beide specifieke voorbeelden, hier vermeld als geschikte hydrofiele materialen, vergrote watercontact-hoeken van meer dan 90° en kunnen vanuit dat gezichtspunt als 30 hydrofoob worden beschouwd.

De hydrofiele materialen van de onderhavige uitvinding zijn selectief bij het absorberen en transporteren van water en niet oppervlakactieve middelen en organische materialen in het algemeen, en maken evenmin de gemakkelijke stroming onder hydrosta- 35 tische druk van gassen, zoals zuurstof en stikstof mogelijk· Zij 7904783

* - · . --. , . I

\ • - 6 ' . -V , -.

zijn tevens bestand tegen hydraulische stroming van vloeistoffen, inclusief water* Deze continue, hydrofiele films zijn uniek in het transporteren van water alleen door het absorptie-verdampings-mechanisme. Zij brengen geen water over door capillaire werking of door opzuigingswerking. Van watermoleculen wordt niet veron- 5 dersteld dat deze worden overgebracht tezamen met andere watermoleculen, zoals met normale hydraulische en capillaire stromen* In werkelijkheid vormen de hydraulische films tezamen met een of ander weefsel, dat als een drager wordt gebruikt, een geschikt waterdicht vel, dat een mate van vochtdamptransmissie bezit, die in 10 het algemeen niet veel· lager is dan de mate van vochtdamptransmissie van het als een drager gebruikte weefsel. Hydrofiele films hebben de neiging zwak te zijn en gemakkelijk te scheuren, in het bijzonder indien met water opgezwollen* Derhalve dienen zij te worden gesteund en beschermd door fysisch sterke, buigzame, tegen 15 slijten bestand zijnde bedekkingen, die permeabel zijn voor de passage van waterdamp. Wanneer de buitenste bedekking van een kledingstuk niet hydrofoob is, zal dit door regen worden bevochtigd waardoor de koeling van de hydrofiele film mogelijk wordt.

De hydrofiele laag kan niet poreus zijn in de zin, dat er 20 passages zijn groter dan moleculaire afmeting. Toch kan het een schuim zijn, zolang de schuim niet met open cellen is. Ergens dient er een continue versperringslaag te zijn voor de passage van oppervlakactieve moleculen. Een van de hydrofiele materialen die de voorkeur verdient is een schuim. 25

Twee in de handel verkrijgbare hydrofiele materialen zijn gevonden, die de vereiste eigenschappen van de onderhavige uitvinding belichamen. Een is een organisch polymeer met een hydrofiele ruggegraat in de handel gebracht onder de merknaam Hypol door W.E. Grace & Co. Hypol is een reactief voorpolymeer, dat ver- 30 knoopt kan worden door water en/of veelwaardige aminen, inclusief geblokkeerde carbamaataminen. Hypol heeft een ruggegraat van poly-oxyethyleeneenheden, die eindigen met tolueendiisocyanaatgroepen.

De structuur is in hoofdzaak een vertakte polyether met een maximum aan drie reactieve isocyanaatgroepen per molecuul. Het tweede 33 hydrofiele materiaal is een fluorkoolwaterstof met hydrofiele zij- 79 0 4 78 3---------------------------------- “ “ ............

t · \ 7-- \ ketengroepen in de handel gebracht onder de merknaam Nafion door E.I. düPont de Nemours & Co. Nafion is een perfluosulfonzuurpro-dukt. Het wordt beschreven als een copolymeer van tetrafluoretheen en een monomeer zoals perfluor-3*6-dioxaTl*~methyl-7-octeensulfon-zuur. " 5

Vanwege het grote chemische verschil van deze hydrofiele polymeren* wordt verondersteld» dat andere geschikte hydrofiele materialen bestaan* die bruikbaar zouden kunnen zijn.

De uitwendige laag van de uit twee lagen bestaande uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is hydrofoob* poreus en 10 voor gassen permeabel. Hydrofoobt zoals hier gebruikt, betekent dat water niet uitgespreid zal worden op het materiaal en in de poreuze structuur zal opzuigen* Een waterdruppel aangebracht op het oppervlak van een sterk hydrofobe laag zal in de vorm blijven van een vrijwel bolvormige parel met een vergrote watercontact- 15 hoek groter dan 90°· Waterdamp, dat vanuit de inwendige hydrofiele laag verdampt of desorbeert* is vrij om als een gas te stromen of te diffunderen door de poriën van de hydrofobe laag naar de uitwendige omgeving.

Wanneer de uitwendige relatieve vochtigheid 100 % be- 20 draagt» zoals dit onder regenachtige omstandigheden kan zijn, kan een gunstig dampdrukverschil slechts bereikt worden* wanneer de inwendige temperatuur hoger is dan de uitwendige. Om deze reden is het gewenst een isolerende laag te hebben buiten de hydrofiele laag. Dit maakt de thermische gradiënt voortgebracht door de li- 25 chaamswarmte steiler, vergroot het dampdrukverschil (een relatieve inwendige vochtigheid van 100 % veronderstellend) en vergroot dus de mate van vochtdamptransmissie. Wanneer het inwendige oppervlak van de bekleding te koel is* zal uitwasemingsdamp condenseren op het koeloppervlak en de kleding en de persoon daarin bevochtigen. 30 Het is voor de buitenlaag ongewenst veel van de thermische isolerende eigenschappen ervan te verliezen» wanneer deze met regen wordt bevochtigd. Daarom dient de buitenlaag bij voorkeur hydrofoob en waterdicht te zijn. Het verdient de voorkeur» dat deze laag waterdicht is bij waterdrukken groter dan 175 kPa om de ther- 35 mische isolatie-eigenschappen ervan vast te houden en niet vochtig 7904783 * ♦ N,

V

-8 -s te worden, zelfs wanneer het onderworpen wordt aan de grote snelheid van door wind aangeblazen regen en/of mechanische buiging en wrijving* Een film van poreus, opgeschuimd polytetrafluoretheen, dat tot boven het kristallijner smeltpunt na opschuimen is verhit, is gebleken een ideale hydrofobe laag te zijn voor regenslijtage- 5 toepassingen. Deze films zijn sterk poreus, een eigenschap, die daaraan goede thermische isolerende eigenschappen geeft, terwijl toch de poriën zeer klein in afmeting zijn, hetgeen leidt tot hoge waterbinnentredingsdrukken. Dit poreuze materiaal maakt waterdamp mogelijk te diffunderen vanuit een zone van een relatief 10 hoge waterdampdruk binnen een warme regenkleding naar een zone van lagere waterdampdruk bij de koudere buitenkant. In het Amerikaanse octrooischrift 3*953*566 wordt de vervaardiging beschreven van wenselijk microporeuze, opgeschuimde, hydrofobe polytetrafluor-etheenfilms. 15

Tot andere hydrofobe materialen voor toepassing in de buitenlaag behoren sterk kristallijne films van opgeschuimd PTFE, die niet verhit zijn tot boven het kristallijne smeltpunt, en films van andere microporeuze, hydrofobe polymeren zoals polypro-peen, die de noodzakelijke vochtdamptransmissie en waterdichte 20 eigenschappen bezitten. Celanese Plastics Co. brengt een dergelijke microporeuze polypropeenfilm in de handel onder de merknaam Celgard. Andere hydrofobe lagen, die minder geschikt zijn vanwege him isolatie-eigenschappen, omdat water erdoor· gaat bij lagere drukken, zijn toch geschikt. Hiertoe behoren dichtgeweven weef- 25 seis van fijne, hydrofobe vezels, zoals polyalkeenvezels, bijvoorbeeld polyetheen en polypropeen, polytetrafluoretheenvezels en andere vezels, die met hydrofobe middelen zijn behandeld. Ook kunnen dichte vezelvliezen van de hiervoor beschreven vezels worden gebruikt. 30

Hydrofiele en hydrofobe lagen kunnen bevestigd zijn onder toepassing van verschillende methoden. Handen van de lagen kunnen worden verbonden, bijvoorbeeld door naaien of door een kleefmiddel.

Ook kan een kleefmiddel worden aangebracht om andere gedeelten van het oppervlaktegebied van de twee lagen te verenigen. Deze 33 techniek kan enigszins het gebied, dat beschikbaar is voor de 7904783 • -9 - transmissie van waterdamp kleiner maken, maar het grootste gedeelte van het gebied blijft vrij.

Een andere techniek, die gebruikt kan worden, is het di-rekt gieten van een hydrofiele laag op een microporeuze, hydrofobe laag met toepassing van voldoende hydraulische druk om het 5 hydrofiele polymeer te doen penetreren in de ledige ruimten van het oppervlak van de hydrofobe laag en daarbij de hydrofiele laag aan de hydrofobe laag te binden·

Het nieuwe gelaagde voortbrengsel van de onderhavige uitvinding kan gewoonlijk worden opgenomen in verschillende laminai- 10 re combinaties· Textiellagen kunnen worden toegevoegd voor sterkte en esthetische eigenschappen aan zowel de hydrofiele laag als de hydrofobe laag, zodat deze twee noodzakelijke lagen als een sandwich in het midden zijn, en waarbij een totaal van vier lagen is. Bij toepassingen zoals regenkleding en bergbeklimmersuitrus- 15 ting is het bijvoorbeeld gewenst een uitwendige laag te verschaffen van een textielweefsel» zoals nylon of polyester, grenzend aan de hydrofobe laag, en een' inwendige laag van een ander textielweefsel, zoals een nylontricotagebreisel, grenzend aan de hydrofiele laag voor slijtageweerstand en voor het verschaffen 20 van het geheel met een typische textielaanvoelbaarheid en hantering· Voor onderjassen en slaapzakomhulsels is een textiellaag, grenzend aangebracht aan het inwendige van de hydrofiele laag niet noodzakelijk.

De mate van vochtdamptransmissie door hat gelaagde voort- 25 brengsel van de uitvinding dient groter dan 1000 en bij voorkeur 2 groter dan 2000 g/m .dag te zijn om de ontsnapping van vocht vanuit het inwendige van een omhulsel gevormd door het voortbrengsel te verschaffen. Deze uiterst hoge mate van vochtdamptransmissie kan bereikt worden, zelfs wanneer de hydrofobe laag en de hydro- 30 fiele laag klevend met elkaar zijn verbonden via aangestipte gedeelten van het oppervlak van de vellen.

De afzonderlijke lagen en het samengestelde, gelaagde voortbrengsel dienen buigzaam te zijn, en bij voorkeur zacht en plooibaar, wanneer het voortbrengsel gebruikt wordt in kleding, 35 zoals regenjassen, of in tenten, slaapzakomhulsels en dergelijke.

7904783 M »

V

- 10- \ .

Eén wezenlijk voordeel van de onderhavige uitvinding is» dat waterdichtheid en vochtdamptransmissie bereikt kunnen worden met een lichtgewicht-samenstelling en derhalve is het velmateriaal gewenst voor toepassing in buitenkleding» tenten en andere toepassingen door rugzakdragers* bergbeklimmers en andere lieden» 5 die een lichtgewichtuitrusting wensen.

Tenslotte verschaft de onderhavige uitvinding een materiaal» dat geschikt is voor kleding voor alle weersomstandigheden» niet alleen regenkleding. Omdat deze gelaagde voortbrengsels voor lucht impermeabel zijn» kunnen uitstekende windbrekers wor- 10.

den gemaakt. Deze verschaffen eveneens een voldoende hoge mate van vochtdamptransmissie om mensen woestijnomstandigheden te doen overleven» terwijl bekleding» die ondoordringbaar is voor vocht-damptranspört geen koelend effect mogelijk maakt en snel leidt tot uitputting door warmte van de drager. 15

In de volgende voorbeelden worden uitvoeringsvormen van de uitvinding toegelicht· Alle delen en percentages zijn ge-wichtsdelen en gewichtspercentages, tenzij anders vermeld.

7904783 " * * * _ 11_ » " A. De in de "voorbeelden gebruikte proeven zijn : 1. Proeven over waterdiohtheid.

De enige ware proef op waterdichtheid is feitelijk gebruik, raarbij er mechanische spanning, buiging, wrijving, temperatuur-kringloop en de mogelijkheid van verontreiniging door vele pro- 5 "dukten bestaat. Teneinde een vergelijkingsmiddel te verschaffen in het laboratorium werden de volgende twee proeven gebruikt.

De eerste proef maakt gebruik van ®sn gemodificeerde proefappara-tuur volgens Sutter. Pig. 5-is een schematisch diagram van deze apparatuur. Water 40 wordt onder een hydrostatische kolom van 10 25 cm tegen een monster 42 gedwongen, dat is afgedicht door twee afdichtringen 44 van siliconenrubber tussen een houder 46 met een doorzichtige kop 48 van plexiglas. De kop 48 en de houder 48 worden door klemmen tegen elkaar gedwongen, De kop 48 heeft een luchtafzuiging 50 van 0,8 mm. De waterkolom van 25 cm komt overeen 15 met een proefdruk op het monster van ongeveer 2,07 kPa. Hetboven-ste oppervlak 52 van het monster 42 wordt visueel waargenomen op het verschijnen van water, dat door het monster kan dringen. Vermeld wordt, dat een redelijk lange tijdsperiode vereist is bij de proef op waar te nemen lekkage, in het bijzonder voor micro- 20 poreuze materialen, waarbij de waterstroom vertraagd wordt door de kleine, vaak kronkelige stromingskanalen. Wanneer na 20 minuten geen water wordt waargenomen heeft het materiaal deze proef op waterdichtheid doorstaan. Het doorstaan van deze proef wordt als een zeer minimaal kriterium beschouwd voor een op water-dichtheid 25 te bèoordelen materiaal.

Bij de tweede labbratoriumonderzoekmethode wordt gebruik gemaakt van een inrichting, zoals toegepast bij de barstproef volgens Mullin (Ped. Std. 191» methode 5512), die schematisch in fig. 4 is voorgesteld. De onderzoekmethode bestaat uit het ver- 30 hogen van de waterdruk 60 tot het beproevingsniveau over een periode van ongeveer 10 seconden, het vasthouden van de druk op dat niveau gedurende 50 seconden en het visueel bepalen van de lekkage, zoals bij de voorafgaande proef. De waterdruk wordt verhoogd door water 60 uit een cilinder 62 door middel van een klepr.64 in een 35 cilindervormige houder 66 te dwingen. Het monster 68 wordt boven 7904783 . 12 _

¥ - ' F

de houder 66 gehouden door op de bovenkant een ringvormige ring 70 te klemmen. De druk wordt aangegeven op'de meter 74·

Een metalen zeef 72 wordt boven op het proefmonster aangebracht om te voorkomen dat dit bij de verhoogde drukken barst.

Een beproevingsdrukniveauvyan 175 kPa wordt door het Amerikaanse 5 leger gebruikt als een aanvaardbaar niveau van waterdichtheid voor hun waterdichte kleding. Hun onderzoekmethode verschilt echter doordat de druk continu verhoogd wordt tot lekkage wordt'waargenomen. Deze methode kan tot misleiding aanleiding geven en gunstige resultaten geven bij toepassing op microporeuze materialen. 10

De betere methode van handhaving van de druk op een vooraf bepaald niveau gedurende een vastgelegde tijdsperiode wordt gebruikt om de vermelde waarden te verkrijgen.

2. Onderzoek van de luchtuermeabiliteit.

De luchtpermeabiliteit van de monsters werd gemeten met een 15 densometer volgens Gurley (ASÏM D72658) vervaardigd door W. & I.E.

Gurley & Sons. De resultaten worden vermeld als het Gurley getal, 3 dat de tijd in seconden is om 100 cbt lucht te doen passeren door o 6,45 cm van het monster onder een druk van een waterkolom van 12,4 cm. Deze meting kan worden omgezet tot metrische permeabili— 20 teitseenhedén (cnr cm/sec. cm cm.Hg) door de volgende formule : dikte van het monster x 0,:0452/Gurley getal.

3. Onderzoekmethode veer MVTE.

De beproevingsinrichting voor het bepalen van de mate van vochtdamptransmissie (MVTR), zoals beschreven in ASTM-E96-66BW, 25

Y

is in fig. 1 aangegeven. Deze methode is niet geschikt voor de bepaling van de zeer hoge MVTR van materialen, die bij de onderhavige uitvinding worden beschreven, omdat de luchtspleet tussen het oppervlak 10 van het water 12 en het te onderzoeken materiaal 14 zelf een aanzienlijke weerstand is tegen de passage van water— ^0 damp. Deze stagnerende luchtspleet heeft een bepaalde MVTR van ongeveer 900 g/m . dag, die de bovenste grens van MVTE vaststelt, die bepaald kan worden met deze beproevingsconfiguratie.

Voor materialen met hoge MVTE van de onderhavige uitvinding, die eveneens waterdicht zijn, wordt een gemodificeerde beproe- 35 vingsconfiguratie gebruikt, waarbij de luchtspleet wordt geëlimi- 7904783 -Τ3·, t neerd door de beker om te keren om het water direct in aanraking te brengen met het oppervlak van het te onderzoeken materiaal (fig. 2).

De methode is als volgt : Ongeveer 80 ml water 16 wordt in een tapse polypropeen beker 18 geplaatst, die 11,4 cm hoog is 5 met een monddiameter van 6,35 cm» Het te onderzoeken materiaal 20 wordt op de lip van de beier bevestigd met een siliconen kleef-middel 22. Het bekersamenstel wordt gewogen tot 0,01 g nauwkeurig en een elastische rubberkraag 24 wordt onder spanning op de beker aangebracht. In een omgevingsruimte 26 wordt het geheel beneden- 10 waarts opgehangen door een ronde opening in een dragerplaat , waarbij de plaats gerégeld wordt door middel van de rubberkraag, zodat de opening van de beker op één lijn is met het onderste oppervlak van de plaat. Tussen dit oppervlak en de bodem van de kamer is een luchtruimte van ongeveer 10 cm, welke lucht stroomt 15 met ongeveer 195 meter per minuut. De kamer wordt op een temperatuur van 23 + 1°C en een relatieve vochtigheid van 50 + 2 % gehouden. Dit monster blijft in de kamer gedurende drie uren en wordt vervolgens verwijderd en opnieuw gewogen tot 0,01 g nauwkeurig. De mate van vochtverdamping wordïÜvölgens uitgedrukt in 20 2 grammen water verloren gegaan per m monster-oppervlak gedurende 24 uren.

Yoorbeeld I

Menselijke uitwaseming werd verzameld door een met zweet door'drenkt kledingstuk uit te wringen. 25 ml werd in een beker 25 gebracht voor de proef over de mate van vochtdamptransmissie.

(5)

Een G0BE-TEX microporeus PTEE manbraan, dat onderzocht is geweest om vast te stellen dat hetwaterdicht was bij onderwerping aan proeven met een waterkolom van 25 cm en een waterdruk van 175 en 35Ο kPa, werd onder afsluiting bevestigd op de lip van de 30 proefbeker.

De beker werd omgekeerd en omgekeerd gelaten onder omstandigheden van de omgeving tot alle uitwaseming verdampt was door het Gore-tex ® membraan gedurende een periode van ongeveer twee dagen. 35

Het van nature witte membraan bleek bruin te zijn en zicht- 7904783 « * * * -1.4 - ί baar verontreinigd aan beide zijden. Het droge, verontreinigde membraan vertoonde een gewichtstoename van 0,265 S tengevolge van achtergebleven verontreiniging erin en erop.

Het verontreinigde membraan werd onder druk onderzocht bij een waterkolom van 25 cm en bleek vrijwel onmiddellijk te lekken 5 op één plaats en was zichtbaar lekkend over het gehele oppervlak ervan in drie tot vier minuten.

Wanneer het membraan werd onderworpen aan de proef bij 175 kPa stroomde water overvloedig erdoorheen.

Voorbeeld II 10

Hypol FHP5000 opschuimbaar, hydrofiel, polyurethanpolymeer werd tot een dikte van ongeveer 0,655 mm gegoten op een Gore-tex PTEE membraan, dat in dit geval alleen gebruikt werd als een losvel. Het monster werd eveneens bedekt met een Gore-tex membraan losvel. Er werd voor gezorgd dat het Hypol polymeer niet werd ge- 15 wreven, zodat klèving plaatsvond. Het Hypol polymeer en de losvellen werden in een vochtige ruimte van 96 % relatieve vochtigheid gebracht en 1 uur gehard. Na het harden werd een Hypol film verwijderd van het losvel.

Water reageert ter verknoping van het Hypol polymeer. Wan- 20 neer water snel of bij verhoogde temperatuur wordt ingebracht heeft opschuiming plaats. In een ruimte met grote vochtigheid wordt bij omgevingstemperatuur water langzaam genoeg ingébracht, zodat een niet poreuze geharde film verkregen wordt.

Een monster van Hypol film, vervaardigd zoals hiervoor be- 25 schreven, werd onderzocht op de mate van vochttransmissie bij de omgekeerde bekerproef en bleek een waarde te bezitten van 11 *575 g/m v dag. Een ander monster film werd onderzocht op luchtpermeabiliteit in een Gurleyometer en bleek geen permeabiliteit te bezitten binnen het onderzoekvermogen. Een ander monster 30 van de film werd onderzocht op waterdichtheid bij een druk van een waterkolom van 25 cm gedurende 20 minuten en bij 175 kPa gedurende 30 seconden en geen lekken werden vastgesteld.

25 ml menselijke uitwasening van dezelfde bron, als bijvoorbeeld I gebruikt, werden in een proefbeker voor vochtdamp gebracht 35 en eerst af ge dekt met het Hypol membraan en vervolgens met het 7904783 - 1*-

Gore-tex membraan, soortgelijk aan het membraan dat in voorbeeld I werd gebruikt. De randen werden gedicht en de beker werd omgekeerd.

De uitwaseming kon verdampen zoals in voorbeeld I beschreven. Nadat de uitwas suing was verdampt bleek het Gore-tex membraan niet verontreinigd te zijn en het bezat geen meetbare gewichtstoename. 5

Echter was het Hypol membraan gevlekt en bedekt met residu van de uitwaseming op de zijde, die in aanraking was met de uitwaseming.

Wanneer het Gore-tex membraan werd beproef op waterdichtheid volgens de standaardmethoden bij een waterkolom van 25 cm en bij 175 kPa gedurende 3° seconden, vertoonde het geen lekkage, 10 hetgeen erop wees, dat het niet verontreinigd was. Wanneer de Hypol film werd beproefd op waterdichtheid vertoonde het eveneens geen lekkage onder de proef omstandigheden. Het Gore-tex membraan werd vervolgens onderzocht bij 175 kPa gedurende 20 minuten en vertoonde geen lekkage. Wanneer het Hypol maabraan werd beproefd 15 onder deze omstandigheid, was er geen bruto lekkage, maar was er een bepaalbare hoeveelheid vochtt die door het membraan was gepenetreerd.

Voorbeeld III

Een film van Hypol EEP5000 voorpolymeer van 0,635 mm werd 20 gegoten op een Gore-tex microporeus ΡΊΈΕ vel, soortgelijk aan het vel dat bij voorbeeld I werd toegepast. Het Hypol voorpolymeer werd vervolgens gelijkmatig met water besproeid."De inperkende vloeistof werd met de hand gewreven over het oppervlak van het Gore-tex vel tot de hardingsreactie ver genoeg was voortgeschreden 25 voor het Hypol polymeer om viskeus en klevend te zijn. Het monster werd in een vochtige ruimte met een relatieve vochtigheid van 96 %' gedurende 30 minuten gebracht om een volledige harding te bewerkstelligen. Het samengestelde vel bezat eai dikte van 0,2 mm p en een MVTE van 7300 g/m .dag. Het monster was onder beide stan- 30 daard beproevingen waterdicht, voor en nadat 25 ml uitwaseming door het monster was verdampt.

Voorbeeld IV

Celgard microporeus polypropeen is een produkt van Celanese Plastics Co. Een vel Celgard 2500 werd onderzocht en bleek een 35 dikte te bezittenvan 0,025 mm, een luchtpermeabiliteit van nul op 7904783 t . * - . . ·_ ï - .-16- de Gurley densometer. Het vel werd onderzocht op waterdichtheid en bleek waterdicht te zijn bij de standaardbeproevingen met een waterkolom van 25 cm en een waterdruk van 175 kPa. Wanneer 25 ml uitwaseming door deze film verdampt werd zoals in voorbeeld I, bleek het de waterdichtheidsproef met een waterkolom van 25 cm 5 niet te doorstaan en derhalve werd niet beproef!, bij 175 kPa.

Yolgens een. soortgelijke methode zoals in voorbeeld III be- schre-rêa, werd een laag Hypol 5000 polymeer gegoten op één zijde van een niet verontreinigd ©ëlgard vel onder vorming, van een stevig gehecht samengesteld vel. Het samenge stelde vel werd onder- 10 2 zocht op MYTR en bleek een waarde te bezitten van 7700 g/m .dag.

Ie dikte van het samengestelde vel bedroeg 0,127· mm. Geen lucht-permeabiliteit werd vastgesteld op de Gurleyometer.

Yolgens een soortgelijke methode als in-voorbeeld I beschreven, werden 25 ml uitwaseming door het monster verdampt. Het mon- 15 ster werd vervolgens onderzocht op waterdichtheid en bleek waterdicht te zijn bij beide standaardbeproevingsomstandigheden van een waterkolom van 25 cm en een waterdruk van 175 kPa.

Yoorbeeld Y.

Ben vel Hafion 120 perfluorsulfon ionen-uitwisselings- 20 2 membraan werd gemeten en bleek een MVTE van 12000 g/m .dag, geen meetbare luchtpermeabiliteit en en een dikte van 0,635 mm te bezitten. Bij combinatie met een PTBE vel, sartgelijk als toegepast bij voorbeeld I, door beide te hechten met stukjes silicon kleef-middel, bezat het samengestelde, uit twee lagen bestaande monster; 25 een MVTR van 4900 g/m .dag. Yolgens een methode, sartgelijk aan die van voorbeeld I., werden 25 ml uitwaseming door het monster verdampt, waarbij het Nafion 120 membraan ir^contact was met de \ uitwaseming. Nadat de uitwaseming was verdampt bleek het Gore-tex ΡΤΙΈ vel geen verontreiniging te vertonen. Het Gore-tex vel werd 30 vervolgens gedelamineerd van het Nafion vel en op waterdichtheid onderzocht. Het vel bleek waterdicht te zijn bij zowel een waterkolom van 25 cm en een waterdruk van 175 kPa.

Yoorbeeld YI

Een laminaat werd samengesteld uit de volgende vier Jsgen ï 35 7904783 --17- .

« .

haag Materiaal g/om 1 waterafstotend nylon taf 0,59 2 Gore-tex microporeus PTEE membraan 0,14 3 Hypol 2000 hydrofiel polynrethan 0,09 4 Nylon tricotage breisel 0,47 5

Het laminaat werd in twee trappen vervaardigd.

Eerst werd het nylon taf bevestigd op het Gore-tex membraan door etsdruk van een stipjespatroon kleefmiddel op het Gore-tex PTEE membraan en het daarop persen van het nylon taf door een spleetwals en vervolgens over een verhitte wals om verder het 10 kleefmiddel te smelten en te binden. Dit resulteerde in een goed e ' gehcht laminaat van de eerste twee lagen. Het Gore-tex membraan van dit laminaat werd vervolgens door etsen bedrukt met Hypol 2000 voorpolymeer en door een spleetwals geleid om het Hypol 2000 voorpolymeer uit te smeren en te persen op het Gore-tex membraan. 15

Nylon tricotage breisel werd door een waterbad gevoerd en vervolgens in aanraking gebracht met de laag Hypol 2000 voorpolymeer.

Het doel van het water, aanwezig in het tricotage breisel, was de harding van het Hypol'2000 voorpolymeer te initiëren. Het gehele, uit vier ifegen bestaande laminaat werd toe gevoerd aan een spanraam- 20 freem en door een oven bij 170°C om de harding te versnellen.

Het verkregen laminaat was goed gehecht met de Hypol 2000 laag, werkend als een kleefmiddel, om het breisel te binden op het Gore-tex membraan.

Microscopisch onderzoek van de Hypol laag openbaarde, dat 25 een aanzienlijke opschuiming had plaatsgevonden. Echter bewezen de eigenschappen van het laminaat, dat er een continue laag Hypol hydrofiel polymeer aanwezig was.

Le eigenschappen van het laminaat waren als volgt : MVTR 25ΟΟ 30 luchtpermeabiliteit+ 0 water di chthe i d: waterdruk 25 cm - doorstaan - geen lekkage na 20 minuten, waterdruk van 175 hPa - doorstaan - geen lekkage na 30 seconden. 35 waterdruk 350 kla - doorstaan - geen lekkage na 30 minuten.

7904783 \ ϋ· 1 . ; • -18 - " .

+ luchtpermeabiliteit werd gemeten op een Gurleyometer.

Vervolgens werd uit het laminaat een jas vervaardigd en aan een persoon gegeven, die had deelgenomen aan "beproevingen in het veld van buitenkleding en die eerder verlies van waterdichtheid bad ervaren tengevolge van verontreiniging door uitwaseming van 5 een kledingstuk, dat.een laag microporeus polytetrafluoretheen bevatten.

Na het dragen van de jas onder omstandigheden, waarvan hij verwacht zou hebben, dat het kledingstuk verontreinigd was, kamperen, skiën en berg beklimmen, rapporteerde hij dat het kleding- 10 stuk waterdicht was gebleven. "Voorts had hij gevonden, dat het kledingstuk ademend bleef en dienst deed als .een uitstekende windbreker.

7904783

Claims

1. Buigzaam, gelaagd voortbrengsel geschikt voor gebruik in waterdichte kledingsstukken of tenten, dat de overdracht van waterdamp toelaat ter voorkoming van de opbouw van vocht, waarbij het gelaagde voortbrengsel zijn weerstand tegen transmissie van 5 vloeibaar water behoudt zelfs wanneer de inwendige zijde van het voortbrengsel wordt blootgesteld aan een oppervlaktespanning verlagend middel, zoal3 uitwaseming en lichaamsoliën, gekenmerktdoor: a) een buigzame, eerste laag hydrofoob materiaal met een 10 mate van vochtdamptransmissie groter dan 1000 g/m^.dag en een vergrote watercontacthoek, die groter is dan 90° en b) een continue, hydrofiele laag gehecht aan de binnenzijde van de eerste laag, welke hydrofiele laag een mate van vochtdamp-transmissie heeft groter dan 1000 g/m .dag en een versperring vormt 15 voor de passage van een oppervlaktespanning verlagend middel, dat, indien in de eerste laag aanwezig, de neiging zou bezitten de waterdichtheid van de eerste laag te verminderen.

2. Voortbrengsel volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de hydrofiele laag geen waarneembare passage 20 van vloeibaar water erdoor toelaat bij een druk van ten minste een waterkolom van ongeveer 25 cm gedurende 20 minuten.

5. Voortbrengsel volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de hydrofiele laag geen waarneembare passage toelaat van vloeibaar water erdoor bij drukken tussen ongeveer 25 een waterkolom van 25 cm en ongeveer 175 kPa gedurende 30 seconden.

4· Voortbrengsel volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat dje hydrofiele laag geen waarneembare passage toelaat van vloeibaar water erdoor bij een druk van ongeveer 175 kPa gedurende JO seconden. 30

5. Voortbrengsel volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de hydrofiele laag in laminair contact is met de hydrofiele laag.

6. Voortbrengsel volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat een tegen slijtage bestand zijnde textiel laag 33 7904783 ‘ . -20 - gebonden is aan de uitwendige zijde van de hydrofobe laag en in 'laminair verband daarmee is gericht.

7. Voortbrengsel volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat de hydrofobe laag in laminair contact is met zowel de hydrofiele laag. als de tegen slijtage bestand zijnde 5 textiellaag.

8. Voortbrengsel volgens conclusie 6, m e t h e t kenmerk, dat een textiellaag gebonden is aan de binnenzijde van de hydrofiele laag en in laminair verband daarmee, is gericht.

9· Voortbrengsel volgens conclusie 7> m e t h e t 10 kenmerk, dat een textiellaag in laminair contact is met de hydrofiele laag.

10. Voortbrengsel volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de hydrofiele laag een polyether-polyurethan is. 15

11. Voortbrengsel volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de hydrofiele laag een perfluorsulfonzuur-membraan is.

12. Voortbrengsel volgens conclusie 1, m e t h e t kenmerk, dat de hydrofiele laag een mate van vochtdamp- 20 transmissie heeft groter dan 2000 g/m^.dag.

13· Voortbrengsel volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de hydrofiele laag een mate van vochtdamp-transmissie heeft groter dan 2000 g/m^.dag en geen waarneembare mate van transmissie voor vloeibaar water bjj hydrostatische 25 drukken van ten minste ongeveer 25 om waterkolom gedurende 20 minuten.

14· Voortbrengsel volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de hydrofiele laag een mate van vochtdamp-transmissie heeft groter dan 2000 g/m .dag en geen waarneem- 30 bare mate van. transmissie voor vloeibaar water bjj hydrostatische drukken tussen ongeveer 25 cm waterkolom en ongeveer 175 hPa gedurende 30 seconden.

15. Voortbrengsel volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de hydrofiele laag een mate van vochtdamp- 35 7904783 . ' . -.21-. 2 η transmissie heeft groter dan 2000 g/m .dag en geen waarneembare mate van transmissie voor vloeibaar water bjj hydrostatische drukken van ongeveer 175 kPa gedurende 30 seconden.

16. Voortbrengsel volgens cpnclusie 12, met het kenmerk, dat de hydrofobe laag in laminair contact is 5 met de hydrofiele laag.

17. Voortbrengsel volgens conclusie 12,met het kenmerk, dat een tegen slijtage bestand zijnde textiellaag gebonden is aan de buitenzijde van de hydrofobe laag en in laminair verband daarmee gericht is. 10

18. Voortbrengsel volgens conclusie 17» m e t het kenmerk, dat de hydrofobe laag in laminair contact is met zowel de hydrofiele laag als de tegen slijtage bestand zijnde textiel-laag.

19· Voortbrengsel volgens conclusie 12,met het ^5 kenmerk, dat een textiellaag gebonden is aan de binnenzijde van de hydrofiele laag en in laminair contact daarmee is gericht.

20. Voortbrengsel volgens conclusie 8, m e t het kenmerk, dat een textiellaag in laminair contact is met de hydrofiele laag. 20

21. Voortbrengsel volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de hydrofiele laag een polyether-polyurethaa is.

22. Voortbrengsel volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de hydrofiele laag een perfluorsulfonzuur- 25 membraan is.

23· Buigzaam, gelaagd voortbrengsel geschikt voor gebruik in waterdichte kledingsstukken of tenten, d.at de overdracht toelaten van waterdamp ter voorkoming van de opbouw van vocht, waarbij het gelaagde voortbrengsel zyn'weerstand tegen transmissie ^0 van vloeibaar water behoudt zelfs wanneer de binnenzijde van het voortbrengsel wordt blootgesteld aan een oppervlaktespanning verlagend middel, zoals uitwaseming en lichaamsoliën, gekenmerkt door: a) een buigzame, eerste laag van een microporeus hydrofoob 35 79 0 4 7 8 j V : _22_ . - .. % _ - polymeer, met een mate van vochtdamptransmissie groter dan 2 o 1000 g/m .dag en een vergrote contacthoek groter dan 90° en b) een continue, voor lucht impermeabele hydrofiele laag, gebonden aan de binnenzijde van de eerste laag, welke hydrofiele laag een mate van vochtdamptransmissie heeft- groter dan 5 1000 g/m .dag en een versperring vormt voor de passage van een oppervlaktespanning verlagend middel dat, indien in de eerste laag aanwezig, de neiging zou bezitten de waterdichtheid van de eerste laag te verlagen.

24. Voortbrengsel volgens conclusie 23, 1 e t het 10 kenmerk, dat de hydrofiele laag geen waarneembare passage toelaat van vloeibaar water _ erdoor bij een druk van ten minste ongeveer 25 cm waterkolom gedurende 20 minuten.

25. Voortbrengsel volgens conclusie 23, m e t h e t kenmerk, dat de hydrofiele laag geen waarneembare passage 15 toelaat van vloeibaar water erdoor bjj drukken tussen ongeveer 25 cm waterkolom en ongeveer 175 kPa gedurende 30 seconden.

26. Voortbrengsel volgens conclusie 23» m e t het kenmerk, dat de hydrofiele laag geen waarneembare passage toelaat van vloeibaar water erdoor by een druk van ongeveer 20 175 kPa gedurende 30 seconden.

27. Voortbrengsel volgens conclusie 23, m e t het kenmerk, dat het hydrofobe polymeer in laminair contact is met de hydrofiele laag.

28. Voortbrengsel volgens conclusie 23, m e t het 25 kenmerk, dat een tegen slijtage bestand zijnde textiellaag gebonden is aan de buitenzijde van het hydrofobe polymeer en in laminair contact daarmee is gericht.

29. Voortbrengsel volgens conclusie 28, m e t het kenmerk, dat het hydrofobe polymeer in laminair contact - 30 is met zowel de hydrofiele laag als de tegen slytage bestand „ zijnde textiellaag.

30. Voortbrengsel volgens conclusie 28, m e t het kenmerk, dat een textiellaag gebonden is aan de binnenzijde van de hydrofiele laag en in laminair verband daarmee is gericht. 35 7904783 ’ ’ 23 - « *

31. Voortbrengsel volgens conclusie 29, me t het kenmerk, dat een textiellaag in laminair contact is met de hydrofiele laag.

32. Voortbrengsel volgens cpnclusie 23, m e t het kenmerk, dat de hydrofiele laag een polyether-polyurethan 5 is.

33· Voortbrengsel volgens conclusie 23, i e t het ‘θβΠ. kenmerk, dat de hydrofiele laag perfluorsulfonzuurmembraan is.

34. Voortbrengsel volgens conclusie 23, a e t het -jq kenmerk, dat de hydrofiele laag een mate van vochtdamp-transmissie heeft groter dan 2000 g/m .dag.

35· Voortbrengsel volgens conclusie 23, m e t het kenmerk, dat de hydrofiele laag een mate van vochtdamp-transmissie heeft groter dan 2000 g/m . dag en geen waarneembare 15 mate van transmissie voor vloeibaar water by hydrostatische drukken van ten minste ongeveer 25 cm waterkolom gedurende 20 minuten.

36. Voortbrengsel volgens conclusie 23, m e t het kenmerk, dat de hydrofiele laag een mate van vochtdamp-transmissie heeft groter dan 2000 g/m .dag en geen waarneembare 20 mate van transmissie voor vloeibaar water by een hydrostatische druk tussen ongeveer 25 cm waterkolom en ongeveer 175 kPa gedurende 30 seconden.

37· Voortbrengsel volgens conclusie 23, m e t h e,t kenmerk, dat de hydrofiele laag een mate van vochtdamp- 25 transmissie heeft groter dan 2000 g/m2.dag en geen waarneembare mate van transmissie voor vloeibaar water by hydrostatische drukken van ongeveer 175 kPa gedurende 30 seconden.

38. Voortbrengsel volgens conclusie 34, met het kenmerk, dat het hydrofobe polymeer in laminair contact 30 is met de hydrofiele laag.

39. Voortbrengsel volgens conclusie 34, & e t het kenmerk, dat een tegen slytage bestand zynde textiellaag gebonden is aan de buitenzyde van het hydrofobe polymeer en in laminair verband daarmee is gericht. 35 7904783 v - - . - . 24 *

40. Voortbrengsel volgens conclusie 39» ^ e t het kenmerk, dat het hydrofobe polymeer in laminair contact is met zowel de hydrofiele laag als de tegen slijtage bestand zijnde textiellaag.

41· Voortbrengsel volgens conclusie 34» m e t h e t 5 kenmerk, dat een textiellaag gebonden is aan de binnenzijde van de hydrofiele laag en in laminair verband daarmee is gericht.

42. Voortbrengsel volgens conclusie 41» m e t het kenmerk, dat een textiellaag in laminair contact is met de hydrofiele laag. 10

43· Voortbrengsel volgens conclusie 34» met het kenmerk, dat de hydrofiele laag een polyether-polyurethan is.

44· Voortbrengsel volgens conclusie 34» m e t het kenmerk, dat de hydrofiele laag een perfluorsulfonzuur - -J5 membraan is.

45· Voortbrengsel volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat het hydrofobe polymeer geen waarneembare passage toelaat van vloeibaar water bij een druk van ongeveer 25 cm waterkolom gedurende 20 minuten. 20 4^. Voortbrengsel volgens conclusie 23,met het kenmerk, dat het hydrofobe polymeer geen waarneembare passage toelaat van vloeibaar water bij een druk tussen 25 cm waterkolom en ongeveer 175 kPa gedurende 20 minuten. 47« "Voortbrengsel volgens conclusie 23»met het 25 kenmerk, dat het hydrofobe polymeer geen waarneembare passage toelaat van vloeibaar water bij een druk van ongeveer 175 kPa gedurende 20 minuten.

48. Voortbrengsel volgens conclusie 23, 1 e t het kenmerk, dat het hydrofobe polymeer geen waarneembare 30 passage toelaat van vloeibaar water bij een druk tussen ongeveer 175 kPa en ongeveer 350 kPa gedurende 20 minuten.

49· Voortbrengsel volgens conclusie 23, m e t het kenmerk, dat het hydrofobe polymeer geen waarneembare passage toelaat van vloeibaar water bij een druk van ongeveer 35 ,350 kPa gedurende 20 minuten. 7904783 ., 25- ' r v « ~

50· Voortbrengsel volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat het hydrofobe polymeer opgeschuimd, poreus polytetrafluoretheen is, dat boven het kristallyne smeltpunt ervan is verhit.

51. Voortbrengsel volgens conclusie 25, m e t h e t 5 kenmerk, dat het hydrofobe polymeer poreus polytetrafluoretheen is.

52. Voortbrengsel volgens conclusie 23, m e t het kenmerk, dat het hydrofobe polymeer poreus polypropeen is. 10 53« Buigzaam, gelaagd voortbrengsel geschikt voor gebruik in regenkleding of tenten, dat de overdracht van waterdamp toelaat en bestand is tegen transmissie van vloeibaar water erdoor, zelfs wanneer een binnenzijde van het voortbrengsel wordt blootgesteld aan een oppervlakte spanning verlagend middel, zoals uitwaseming en lichaamsoliën, gekenmerktdoor: 15 a) een eerste, poreuze polytetrafluoretheenlaag, waarbij het polytetrafluoretheen is verhit boven het kristallijne smeltpunt ervan en met een mate van vochtdamptransmissie groter dan 1000 g/m .dag en die geen passage van vloeibaar water toelaat bij een druk van ongeveer 25 cm waterkolom gedurende 20 minuten en 20 b) een continue, niet poreuze hydrofiele laag gebonden aan de eerste polytetrafluoretheenlaag in laminaire richting daarmee, welke hydrofiele laag een mate van vochtdamptransmissie 2 heeft groter dan 1000 g/m .dag en een versperring vormt voor oppervlaktespanning verlagende middelen in uitwaseming, diei^indien 25 aanwezig in de opgeschuimde polytetrafluoretheenlaag, de waterden dichtheid van de opgeschuimde polytetrafluoretheenlaag zou/ver-minderen. 54« Voortbrengsel volgens conclusie 53, m e t het kenmerk, dat de polytetrafluoretheenlaag geen waarneembare 30 passage van vloeibaar water toelaat bij een druk tussen ongeveer 25 cm waterkolom en ongeveer 175 kPa gedurende 20 minuten.

55. Voortbrengsel volgens conclusie 53, met het kenmerk, dat de polytetrafluoretheenlaag geen waarneembare passage toelaat van vloeibaar water bij een druk van ongeveer 35 7904783 ¥ . _ *26 - ' • ♦ * - . 175 kPa gedurende 20 minuten.

56. Voortbrengsel volgens conclusie 53» met het kenmerk, dat de polytetrafluoretheenlaag geen waarneembare passage toelaat van vloeibaar water by een druk tussen ongeveer 175 kPa en ongeveer 350 kPa gedurende 20 minuten. 5'

57· Voortbrengsel volgens conclusie 53» m e t het kenmerk, dat de polytetrafluoretheenlaag geen waarneembare passage toelaat van vloeibaar water by een druk van ongeveer 350 kPa gedurende 20 minuten.

58. Voortbrengsel volgens conclusie 53» m e t het , 10 . kenmerk, dat de hydrofiele laag geen waarneembare passage toelaat van vloeibaar water -„Erdoor by een druk van ten minste ongeveer 25 cm waterkolom gedurende 20 minuten.

59· Voortbrengsel volgens conclusie 55» met het kenmerk, dat de hydrofiele laag geen waarneembare passage ^ toelaat van vloeibaar water erdoor by drukken tussen ongeveer 25 cm waterkolom en ongeveer 175 kPa gedurende 30 seconden.

60. Voortbrengsel volgens conclusie 55» m e t het kenmerk, dat de hydrofiele laag geen waarneembare passage toelaat van vloeibaar water erdoor by drukken van ongeveer 20 175 kPa gedurende 30 seconden.

61. Voortbrengsel volgens conclusie 55» m e t h e t kenmerk, dat de polytetrafluoretheenlaag in laminair contact is met de hydrofiele laag.

62. Voortbrengsel volgens conclusie 55»methet 25 kenmerk, dat een tegen slytage bestand zynde textiel laag gebonden is aan de buitenzyde van de polytetrafluoretheenlaag en in laminair verband daarmee is gericht.

63. Voortbrengsel volgens conclusie 62, m e t het kenmerk, dat de polytetrafluor etheenlaag in laminair 50 contact is met zowel de hydrofiele laag als de tegen slytage bestand zynde textiellaag.

64. Voortbrengsel volgens conclusie 62, m e t het kenmerk, dat een textiellaag gebonden is aan de binnenzyde van de hydrofiele laag en in laminair verband daarmee is gericht. 35 7904783 . ' -

65· Voortbrengsel volgens conclusie 63» m e t het kenmerk, dat een textiellaag in laminair contact is met de hydrofiele laag.

66. Voortbrengsel volgens conclusie 53» met het kenmerk, dat de hydrofiele laag een p oly e ther-p olyur e than 5 is.

67. Voortbrengsel volgens conclusie 53» m e t het kenmerk, dat de hydrofiele laag een perfluorsulfonzuur-membraan is.

68. Voortbrengsel volgens conclusie 53» met het ^ kenmerk, dat de hydrofiele laag een mate van vochtdamp-transmissie heeft groter dan 2000 g/m .dag.

69. Voortbrengsel volgens conclusie 53» m e t het kenmerk, dat de hydrofiele laag een mate van vochtdamp-transmissie heeft groter dan 2000 g/m .dag en geen waarneembare 15 mate van transmissie voor vloeibaar water b$ hydrostatische drukken van ten minste ongeveer 25 cm waterkolom gedurende 20 minuten.

70. Voortbrengsel volgens conclusie 53» m e t het kenmerk, dat de hydrofiele laag een water van vochtdamp- ^0 transmissie heeft groter dan 2000 g/m .dag en geen waarneembare mate van transmissie voor vloeibaar water by hydrostatische drukken tussen ongeveer 25 cm waterkolom en ongeveer 175 kPa gedurende 30 seconden.

71. Voortbrengsel volgens conclusie 53» a e t het 25 kenmerk, dat de hydrofiele laag een mate van vochtdamp- 2 transmissie heeft groter dan 2000 g/m .dag en geen waarneembare mate van transmissie voor vloeibaar water b$ hydrostatische drukken van ongeveer 175 kPa gedurende 30 seconden.

72. Voortbrengsel volgens conclusie 68, 1 e t het 30 k e n m e r k, dat de polytetrafluoretheenlaag in laminair contact is met de hydrofiele laag.

73· Voortbrengsel volgens conclusie 68, m e t het kenmerk, dat een tegen slijtage bestand zijnde textiellaag gebonden is aan de buitenzede van de polytetrafluoretheenlaag en 35 7904783 ' 3 V . " .2& .. . iü laminair verband daarmee is gericht.

74. Voortbrengsel volgens conclusie 73, m e t het kenmerk, dat de polytetrafluoretheenlaag in laminair contact is met zowel de hydrofiele laag als de tegen slijtage bestand zijnde textiellaag. 5

75· Voortbrengsel volgens conclusie 68, m e t h e t kenmerk, dat de textiellaag gebonden is aan de binnenzijde van de hydrofiele laag en in laminair verband daarmee is gericht.

76. Voortbrengsel volgens conclusie 75» m e t het kenmerk, dat een textiellaag in laminair contact is met 10 de hydrofiele laag.

77. Voortbrengsel volgens conclusie 68, m e t het kenmerk, dat de hydrofiele laag een polyether-polyurethan is.

78. Voortbrengsel volgens conclusie 68, m e t het 15 kenmerk, dat de hydrofiele laag een perfluorsulfonzuur-membraan is.

79· Voortbrengsel volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het voortbrengsel voor lucht impermeabel is. 90

80. Voortbrengsel, volgens conclusie 25, m e t h e t kenmerk, dat het voortbrengsel impermeabel voor lucht is.

81. Voortbrengsel volgens conclusie 53» m e t het kenmerk, dat het voortbrengsel impermeabel voor lucht is. 7904783